Grimbergen Orgelt

Een Zuid-Nederlands orgeltype van de laat 17de-eeuwse stijl.(1)

door Kamiel D'Hooghe

1. Vorig koororgel.

In afwachting van de restauratie van het Hoofdorgel, dat al meer dan dertig jaar buiten gebruik is, is in de abdijkerk van de Norbertijnen te Grimbergen - tevens parochiekerk - de noodzaak ervaren van een goed instrument dat dienstbaar is voor de liturgische muziekpraktijk van de kloosterlingen, de koren en de gemeenschap.
In 1981 maakte Ghislain Potvlieghe, op verzoek van toenmalig Pastoor-Deken Piet Wagenaar een merkwaardig 'Sweelinckorgel' - onder meer geïnspireerd op belangrijke fragmenten uit het œuvre van Dirk de Swart uit Utrecht.(2).
Dit goedklinkend koororgel stond in het midden van het hoogkoor, had een rijke klankuitstraling, maar nam gedeeltelijk het uitzicht op het hoofdaltaar weg. Iedereen wist echter dat dit van tijdelijke aard was. Na twintig jaar goed functioneren is het 'Sweelinckorgel' overgeplaatst naar de gotische Sint-Baafskerk te Mere bij Aalst.(3).

2. Joris Potvlieghe maakt zijn eerste orgel, tevens het eerste nieuw orgeltype in Zuid-Nederlandse stijl.
Joris Potvlieghe heeft met het maken van een Zuid-Nederlands orgeltype van de laat 17de-eeuwse stijl een dubbelslag gedaan. Het is het eerste nieuw gemaakt orgel dat nauw aansluit bij de Zuid-Nederlandse historische instrumenten die drie honderd jaar eerder in onze streken werden gemaakt. Het is ook het eerste nieuw gemaakte orgel van deze jonge Vlaamse orgelmaker.
[Zie hierover ook K. D'H. Herfelingen-Herne: St.-Niklaaskerk nieuw orgel, in Orgelkunst- XVIII, 1995, nr.4/december, p.168, 180-81.(4).]

3. Restanten van het 17de-eeuws Zuid-Nederlands orgeltype
Van de grote orgelscholen van de 16de en 17de eeuw is in onze huidige orgels weinig overgebleven. Daarom dienen alle betrokkenen en de aansprakelijke instanties uiterst zuinig om te springen met deze restanten en zeker geen sporen uit te wissen die de toekomstige studie van deze instrumenten zouden bemoeilijken.
Een doorgedreven inzicht in de constructie en de stijl- en klankkenmerken van het historisch 17de-eeuws pijpwerk is er nog niet. Van min of meer sluitende conclusies over de mensuren, ook in vergelijking met de onze omringende landen is voorlopig weinig sprake.
Mede daarom is de 24ste jaargang van Orgelkunst gewijd aan de studie van boven vermeld orgeltype.
[M. Lemmens, o.c. (II) in Orgelkunst-XXIV ,2001, nr. 2/juni, p. 91-116. W. Mertens, Jan en Blasius Bremser (ca 1610-1679) "oirgelmaecker woonende binnen Mechelen", in Orgelkunst-XXIV ,2001, nr. 3/september, p. 130-162. (5).]

4. Plaats, functie en concept van het koororgel
Het nieuw orgel krijgt zijn plaats in het koor tegen de linkerzijmuur en zal vanaf deze plaats fungeren als een echt koororgel. Het kan voor uitzonderlijke gelegenheden naar het midden verplaatst worden.
Het instrument is in de eerste plaats bestemd voor de begeleiding van de liturgische gezangen en heeft tevens meer dan voldoende kwaliteiten om ook solistisch een groot repertoire van de orgel- en klavierliteratuur te verklanken, zowel tijdens de liturgische plechtigheden als tijdens orgelconcerten.
Het klankconcept verschilt fundamenteel van het in aanbouw zijnde Hoofdorgel dat met zijn drie klavieren en pedaal opgevat is om het Duitse barokrepertoire met de grote toccata's en fuga's van Bach, zijn voorlopers en tijdgenoten, Pachelbel, Buxtehude, Böhm en anderen op te verklanken. Aldus worden in de toekomst te Grimbergen grote keuzemogelijkheden aangeboden om een zeer ruim deel van de orgelliteratuur in diverse muziekstijlen op een zo adequaat mogelijke wijze te laten klinken. Het verschil in toonhoogte tussen de beide orgels is een karakteristiek die in deze context een belangrijke rol speelt, zowel in de klankvorming van barokmuziek als in experimentele mogelijkheden van samenspel tussen beide orgels in nieuwe composities.
De differentiatie die ontstaat door de typische kenmerken van elk orgel zou ook verruimend werken bij meestercursussen, orgelevenementen, orgelonderwijs enz.


5. Algemene technische gegevens(6)
Zesvoets-orgel met één klavier en 10 registers
DE KAST
hoogte
breedte
diepte
487 cm
240 cm
82,9 cm
zonder kroonlijst

zonder torens
DISPOSITIE
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Prestant 8'
Holpijp 8'
Oktaaf 4'
Fluit 4'
Quintfluit 3'
Superoktaaf 2'
7.
8.
9.
10
+
Sesquialter II
Mixtuur II-IV
Cornet IV
Trompet 8' (bas/discant)
Tremulant
PIJPWERK
legering tin
legering lood
aantal pijpen
aantal frontpijpen            
kernfase
toonhoogte a'
stemming
Sn 95% - Cu 0,2%
Pb 95,65% - Sn 5% -Sb 0,35%
793 pijpen, waarvan 24 loze frontpijpen
61 pijpen, idem
68°
415 Hz
1/4de komma
WINDRUK
winddruk in waterkolom84 mm                                  
KLAVIER
manuaalomvang
toetsdiepgang
pedaalomvang
oktaafbreedte
C/D - d3
9 mm
C/D - d0
184 mmR1C2

6. Instrumentaal type en pijpwerk
Uitgaand van een zes voetsfront werd een compacte bouwwijze beoogd.
De mensuren zijn ontwikkeld op basis van de analyse van 17de-eeuws pijpwerk. Er is uitgegaan van het 12-delig stelsel en breukverhoudingen van corpuslengte t.o.v. de plaatbreedte.
De Prestant 8 is dubbelkorig bezet vanaf c' tot d'''. De eerste rang staat vanaf G tot d''' in het front. Deze frontpijpen; via conducten aangesloten op de windlade, zijn van quasi zuiver tin gemaakt, op doek gegoten en geschaafd.
Het front heeft een zesvoetslengte.
De grootste pijpen van C t.e.m. Fis staan binnenin de orgelkast opgesteld, centraal achter de middentoren en hebben hun volle lengte. De C & D groot pijpen zijn van eikenhout gemaakt.
Het front evenals de houten binnenpijpen is inzake mensurering symetrisch opgebouwd. De onderlabia van de frontpijpen zijn halfrond, de bovenlabia zijn spits (H=21/2x Lb). De labia zijn met 24 karaat bladgoud gefolied.

Schematische voorstelling opbouw front:


De Oktaaf 4 staat integraal op de lade. Het mensuurbeeld loopt parallel met dit van de prestant 8. Vanaf het klein oktaaf is het pijpwerk gemaakt van een lood-tin/legering. De Superoktaaf 2 heeft een mensurering en labiëring die een halve toon enger is als deze van de prestant 4.
De samenstelling van de Sesquialter II sluit aan bij de Vlaamse traditie. De bas begint in de eerste rang met een terts, in de tweede rang met een kwint. Vanaf het klein oktaaf zit de kwint in de eerste rang en de terts in de tweede.
Het groot oktaaf van de Mixtuur III-IV telt drie rangen, vanaf het tweede oktaaf klinken vier rangen.

De houten pijpen zijn respectievelijk aan de linker- en rechterzijde van de orgelkast op eikenhouten banken opgesteld en via loden conducten met de windlade verbonden.
De fluitregisters zijn gebaseerd op gegevens van Bremser.
Alle pijpen van de Fluit 4 zijn gedekt, met verschuifbare hoeden.
De eikenhouten pijpen van C-Gis hebben dezelfde mensuren en bouwkenmerken als de houten pijpen van de prestant en zijn ook symmetrisch opgebouwd.
De mensuren zijn hier eng tot zeer eng en de opsnede is hoog tot zeer hoog.

De trompet heeft enge bekers met brede lepels en is gedeeld in bas en diskant. De knoppen zijn kurkvormig met uitholling voor de koppen van de lepel. De stemkrukken zijn V-vormig. De onderstukken van de beker zijn van blik gemaakt, de bovenstukken van lood.
De Cornet IV is gemaakt met fluitmensuren. Dit zeer wijd gemensureerd register is gebaseerd op maten van het Goltfussorgel (1692) in de begijnhofkerk te Leuven. Het pijpwerk is opgesteld op twee verhoogde cornetbanken achter de bovenvelden.

7. Klankopbouw
Het enge mensuurbeeld verleent de klank van de diverse registers delicate en kleurrijke klankkarakteristieken.
Het klankkarakter is transparant, sierlijk en kernachtig.
Dit klankbeeld is bewust gekozen en is het gevolg van een diepgaande studie van de Vlaamse orgelbouw rond 1680. Tot voldoening van velen sluit dit instrument ook goed aan bij het meubilair en de architectuur van de basiliek die in de huidige vorm, in 1700 werd ingewijd.
De in de bas tamelijk eng gemensureerde prestantregisters lopen in de diskant eerder breed uit, zowel in de labiëring als de mensurering.
Als gevolg hiervan, mede door de dubbelkorigheid van de Prestant komt de diskant sterk op de voorgrond. Hiermee wordt een rijke bovenbouw bereikt. Door de verenging van de Superoktaaf 2 wordt een betere versmelting van de 8-4-2 opbouw van de prinicpalen verkregen, terwijl ook de 'Spaltregistratie' van Holpijp met de Superoktaaf mogelijk is.

De fluiten hebben een eerder bescheiden volume, maar klinken door de enge mensuur, kernachtig, kleurrijk en poëtisch. Door een lichte aanspraak ontstaat een afgelijnd klankbeeld. Vanaf de discreet belijnde baskant gaat de klankontwikkeling via het tussenregister over naar de verfijnde klankrijkdom van een rijkelijk openbloeiende diskant.
In de diskant van de Quintfluit zorgt het cilindrisch open pijpwerk voor een goede versmelting met de prestantregisters.
De Trompet spreekt vlot aan, heeft een stralende heldere klank en leent zich tot inspirerende soli, zowel in de bas als de diskant. Dit tongwerk vermengt zich ook goed met de tertsregisters en de mixtuur.
De Cornet is een briljant soloregister dat tevens als een stralende bovenbouw voor de Trompet functioneert. Het pijpwerk is gemaakt uit een lood/tin legering.

8. De orgelkast
Zonder in kopieën te willen vervallen stonden voor de vormgeving en de afwerking eveneens 17de-eeuwse modellen als voorbeeld.
De kastvoet heeft vier zware hoekstijlen. Hier bevinden zich ook het klavier, het kistpedaal, de registerwalsen, het wellenbord, de blaasbalg en de ventilator. De sierlijke plastische vorm van de uitkraging legt de verbinding van de smallere kastvoet naar de bredere bovenkast en is geschaafd vanuit massieve blokken.
Het middenplateau is het centrum of het middenrif van het orgel. Het is een bewuste keuze geweest van de orgelmaker om dit deel zowel uitwendig als inwendig een dragende functie te geven, respectievelijk voor de bovenkast en de windlade. Het middenplateau is constructief opgevat als een stevig raamwerk dat naast zijn dragende functie ook toegang verleent tot de kleppenkast.
De uitneembare panelen zijn rijkelijk versierd met snijwerk. Onder de zijtorens en de middentoren bevinden zich ronde schuiven die met hetzelfde snijwerk in bas-reliëf worden versierd.
De twee zijtorens en de middentoren van de bovenkast zijn rond. De kroon van de middentoren gaat over van een halve cirkelvorm naar de rechthoekige vorm. De pijpvelden links en rechts van de middentoren zijn verdeeld in een onder-en bovenveld. De bovenvelden zijn loos.
Boven de torens is rijkelijk snijwerk van panelen in bas-reliëf aangebracht. Hierop zijn de wapenschilden van de abdij en de prelaat uitgewerkt.
Het abdijwapen stelt de feniks voor. Het abtswapen, met als leuze 'door de band van de vrede' heeft op blauw veld een omgekeerd kruis.
De versiering loopt door langs de zijkanten van de kast en de middentoren. De middenconsole is rijkelijk versierd met uitneembare panelen in bas-reliëf, die onder andere muziektrofeeën, engelen en acanthusbladeren uitbeelden.
Onder de middentoren bevindt zich een ovalen cartouche die het bouwjaar 1999 van het orgel vermeldt en die versierd is met zuiver bladgoud. De middentoren wordt geschraagd door een druiper en de zijtorens door cherubijnen.
De sierlijke ondiepe orgelkast straalt harmonie uit in de verhoudingen van de vormgeving en de versieringen.
Het beeldhouwwerk is gebeiteld en gesneden door Donaat Van Overschelde.

9. Regeerwerk, windvoorziening, houtsoorten en hun bewerking
De klaviertoetsen, het kistpedaal, het wellenbord, de dokken, de achtkantige wellenstokken, de wellenarmen en de magazijnbalg zijn van eikenhout.
Het klavier is uitgevoerd als staartklavier, de ondertoetsten belegd met been, de boventoetsen met ebbenhout. De frontonnetjes hebben een langse profilering.
De registerknoppen, gedraaid uit ebbenhout, zijn ca 40 mm lang.
Het voetklavier, uitgevoerd als aangehangen kispedaal, komt op sierlijke wijze uit de onderkast en is gemaakt naar historische voorbeelden.
De magazijnbalg met een inslaande en uitslaande vouw is aangedreven door een elektrische ventilator.

De mechaniek is precies, de aanslag is aangenaam, soepel en inspirerend. De controle op de aanzet van de klank en het sluiten van het ventiel stimuleert zingend orgelspel met een verfijnde articulatie.

Het gebruikte hout komt van Franse eikenhouten, extra geselecteerde boomstammen die eerst een jarenlange droogperiode in de buitenlucht hebben ondergaan.
Bij de houtbewerking is er uitsluitend gebruik gemaakt van de klassieke houtverbindingen. Alle verbindingen van de constructiebalken binnenin de kast zijn uitgevoerd met zwaluwstaarten.
Bij de verwerking van het hout is maximaal rekening gehouden met de structuur en de tekening van de nerf en de spiegels die in bloemmotief zijn verlijmd.
Het lijstwerk is geschaafd met door de orgelmaker zelf ontwerpen profielen.

10. Enkele samenvattende indrukken
Het nieuwe koororgel van Joris Potvlieghe oogt fraai in een mooie en goedklinkende basiliek.
De intonatie is met zorg, vakkundigheid, precieze aanspraak en zin voor klankgeving gedaan.
Vanuit de zangerige Prestant 8 - met grote draagkracht en een nobele klankontplooiing - ontwikkelt zich een consort van principalen.
De klaviermuziek van P. Cornet, G. Frescobaldi, de preluden en fugen van Bach en zoveel andere meesterwerken worden hier beademd vanuit veel zin voor klankgeving.
De Fluiten hebben een poëtische kleurenpracht die in de diskant mooi openbloeit en die ook toelaat sommige polyfone werken uit Das Wohltemperierte Klavier te vertolken.
De Quintfluit met haar discrete baskant en haar open klinkende diskant, vermengt zich goed met de andere fluitregisters maar ook met de principalen in de verklanking van de canzona's van G. de Macque en Italiaanse tijdgenoten. Een Italiaans Ripieno kan worden geëvoceerd.
De Sesquialter mengt zich als tertsmixtuur goed met de principalen en geeft vooral de bas extra kleur en belijning. Dit tertsregister is uiteraard zeer bruikbaar in duo's van Clérambault en anderen, maar ook in het plenum in de grotere werken van Sweelinck.
De Cornet is een breedklinkend soloregister met veel presence. Begeleid door de principalen 8' en 4' komen de notenguirlandes in de grote cornetfantasia's van Abraham Van den Kerckhoven uitstekend tot hun recht.
Het stralend Grand Jeu en het glinsterend Plein Jeu zijn twee gelijkwaardige klankkronen.
Het gebruik van het kistpedaal biedt ook nog de mogelijkheid om zelfs de Fantasia super: Komm, heiliger Geist, Herre Gott BWV 651 en Nun komm' der Heiden Heiland BWV 661 uit de Achtzehn Choräle von verschiedener Art van Bach te verklanken dit met het grote plenum van principalen, tongwerk en tertsregisters.
Er blijven nog een paar desiderata:
De tremulant is onstabiel, wellicht veroorzaakt door een negatieve beïnvloeding van de blaasbalg op de stoel van het orgel.
De slepen van enkele registers - waaronder de mixtuur - functioneren nog niet soepel genoeg.
Hoe zou het komen dat de klankontwikkeling voordeliger overkomt met geopende achterpanelen? Deze ervaring spreekt de theorieën van de reverberatie van het gesloten orgelmeubel als klankkast tegen.
Kamiel D'Hooghe, die de bouw van het orgel op de voet volgde, speelde het nieuwe koororgel in op 5 mei 2000.


(1) K. D'Hooghe & J. Potvlieghe, Inspelingsbrochure, Grimbergen, Basiliek, 5 mei 2000.
(2) K. D'Hooghe, Merkwaardig nieuw koororgel in de Abdijkerk te Grimbergen, in: Orgelkunst-IV, 1981, nr. 3/september, p. 13-17.
(3) Eigen Schoon-X, 1999, nr.3/september, p.14.
(4) Stan Arnouts, eveneens een jonge Vlaamse orgelmaker, heeft in 1995 in de Sint-Niklaaskerk te Herfelingen-Herne een geslaagde reconstructie van een 17de eeuws Utrechts orgel rond 1650 gemaakt. Hierbij trad Koos van de Linde op als adviseur. Zie hierover ook K. D'H. Herfelingen-Herne: St.-Niklaaskerk nieuw orgel, in Orgelkunst- XVIII, 1995, nr.4/december, p.168, 180-81.
(5) M. Lemmens, Geschiedenis van het Niehoff-orgel in de Sint-Quintinuskerk, thans kathedraal te Hasselt (I) in Orgelkunst-XXIV ,2001, nr. 1/maart, p. 2-26. M. Lemmens, o.c. (II) in Orgelkunst-XXIV ,2001, nr. 2/juni, p. 91-116. W. Mertens, Jan en Blasius Bremser (ca 1610-1679) "oirgelmaecker woonende binnen Mechelen", in Orgelkunst-XXIV ,2001, nr. 3/september, p. 130-162.
(6) Met dank aan J. Potvlieghe die deze Algemene technische gegevens heeft opgemaakt en beschikbaar gesteld.

Update: 03/03/2012


Met de steun van de gemeente